Deze ruimte is ingericht en wordt beheerd door de site Garage de poche. Ze is bestemd voor internauten die zin hebben om hun collecties te showen of om fotogenieke modellen te onthullen op het web. Wil u graag, zoals Wilfried, uw juweeltjes te kijk zetten? Contacteer mij dan.

Wilfried, een Belgisch verzamelaar van Vlaamse bloede, toont ons een deel van zijn verzameling. U kan naar keuze switchen tussen de Nederlandse en de Franse versie. Het zwaartepunt ligt op klassieke wagens uit de jaren '50 en '60. De Karmann Ghia is zijn favoriet. Andere thema's zijn : Autosalon, Autosport, Automusea, enz... Sommige vierwielers zijn beeldig in alle maten!
© 2011-2020 WILFRIED All rights reserved.

GETUIGENISSEN


Hier vind je een mix van eigentijdse en hedendaagse verhalen en anekdotes over de Karmann die mij aangrepen. Ze werden opgetekend door bevoorrechte getuigen, talentvolle auteurs en hartstochtelijke eigenaars uit de vier windstreken:


____________________________________________________________________

Persdossier 1955

De originele persvoorstelling van de VW Karmann Ghia in 1955 komt vandaag wat ouderwets over. Het is grappig hoe sommige vanzelfsprekende voorzieningen als buitengewoon worden aangeprezen. Toch heeft deze terugblik in de tijd de verdienste een licht te werpen op zijn ware roeping en zijn grootste troeven:

De Karmann-Ghia-Coupé op Volkswagen-chassis

De automobielmarkt toont aan, dat er in stijgende mate een categorie van kopers bestaat, die de wens naar een in vorm en uitrusting weliswaar exclusieve, in onderhoud echter absoluut economische Coupé te kennen geeft.

De beroemde Italiaanse Carrozzeria Ghia, Turino ontwierp deze zeer elegante Coupé met vóór 2 enkele verstelbare stoelzittingen en 2 extra-zittingen. De beproefde en solide bouwwijze van Karmann is reeds bewezen bij de vervaardiging van 25.000 V.W.-Cabriolets.
Dankzij de tegemoetkoming van het “Volkswagenwerk” is Karmann in staat, het chassis van de VW-de Luxe (Kever) te gebruiken. Daardoor rijden de bezitters van deze automobiel in een wagen van klasse met bijzondere kenmerken, zonder de voordelen van de spreekwoordelijke spaarzaamheid van de Volkswagen, met betrekking tot de gebruiks- en onderhoudskosten te moeten ontberen. Door de aero-dynamische bouwwijze bereikt de coupé een kruis- en maximumsnelheid van 115 km/u. Met opzet wilde men geen voorstelling geven van een wagen met rensportkwaliteiten, maar van een coupé die door haar elegante lijnen eerder een exclusieve indruk maakt en daarmede in het bijzonder ook aan de wensen van de dames, die zelf een auto besturen, tegemoet komt.

De Karmann-Ghia-Coupé heeft vloeiende en fraaie lijnen. De vorm komt de wetten van de luchtweerstand in alle opzichten tegemoet.

Vanzelfsprekend heeft men bij de in zijn klasse zo bijzondere wagen zeer grote waarde gehecht aan comfort. De voorzittingen zijn breed en zodanig gestoffeerd, dat zij doen denken aan clubfauteuils en zijn niet slechts in de lengte, maar ook, wat heel interessant is, tegelijkertijd in de hoogte verstelbaar. Behalve een twee-zits “Coupé de ville”, biedt de Karmann-Ghia-Coupé plaats aan twee personen méér, waarvoor twee geriefelijke, met schuimrubber beklede extra-zittingen beschikbaar zijn. De leuning van de extra-zittingen kan naar voren omgeklapt worden. Daardoor wordt de toch reeds grote bagageruimte achter dubbel zo groot. Vóór heeft men de beschikking over een tweede grote kofferruimte. De Coupé wordt naar keuze met leer of stofbekleding geleverd.
De ruiten werden zo groot mogelijk gemaakt en geven de inzittenden rondom een vrij uitzicht. Voor- en achterruit zijn horizontaal, de deurruiten verticaal gewelfd. De brede (1 m) portieren vergemakkelijken het in- en uitstappen. De niet-omlijste portierruiten sluiten zodanig aan tegen de rubberafdichtingen, dat zij absoluut tochtvrij afsluiten. De deuren openen in rijrichting en worden door spanbeugels opengehouden. Drukknopsloten en vastzittende portierkrukken beveiligen de wagen tegen onbevoegden en de handles aan de binnenzijde zijn zo aangebracht, dat een onopzettelijk openen van de deuren uitgesloten is. Benzinetank (40 Ltr.), reservewiel en de bagageruimte (80 ltr.) vóór in de wagen, evenals de motorruimte achter in de wagen zijn door treksloten beveiligd, die van binnen uit bediend worden.
Het dashbord heeft naast de snelheidsmeter een electrische klok van gelijke grootte, bedieningsknoppen, radiopaneel, asbakje, handschoenenkastje en een steun voor de medepassagier. De schakelaar voor de knipperlichtrichtingaanwijzer is onder het goed in de hand liggende twee-spakige stuurwiel aangebracht, hij is aan een optisch en acoustisch contrôle-signaal gekoppeld. Verwarming en defrosters zijn dezelfde als die van de VW-de Luxe (Kever). Het wagenintérieur wordt door openingen in de frontbekleding over kanalen en defrosteropeningen geventileerd, zonder dat de ramen geopend behoeven te worden. De ventilatie is door draaiknoppen precies te regelen. Stevige bumpers omvatten beschermend ook de spatborden.

begin van de pagina
____________________________________________________________________

De Kever wordt een prinses
 
Joss Beaumont  - alias belmondo - heeft een blog gewijd aan oldtimers, film, literatuur en een heerlijke zweem van nostalgie spiritofsixties.canalblog.com. Op 06/12/2007 overloopt hij de gebeurtenissen uit het jaar 1958 die bijbleven:
 
Eén enkel slagwoord in 1958: nieuwe wijn in oude vaten. De Gaulle komt weer aan de macht, met een grondwet die teert op zijn reputatie van oude redder. De Vijfde Republiek gaat van start met een misverstand. De toespraak gericht aan de Fransen in Algerije (*) laat sporen na in het geheugen. Sommige woorden kwetsen. De politiek is duidelijk allergisch voor transparantie.
 
(*) De historische woorden “Ik had u begrepen!” werden door de kolonisten namelijk opgevat als “Ik haat u, begrepen?” volgens de humorist Pierre Desproges [noot Wilfried].
 
Op 22 jaar presenteerde een jonge inwoner van het Algerijnse Oran zijn eerste haute couture collectie. Met zijn getailleerde maatpakken en donkere brillen lijkt de veelbelovende Yves Saint Laurent nochtans meer op een ingenieur van bruggen en wegen die verloren liep in een pashokje. Je zou hem eerder zien werken aan een rekentafel dan in een naaiatelier.
 
Kinderen amuseren zich met de hoelahoep, een doodgewone hoepel die moet blijven draaien rond het middel. Ervaren spelers halen er spectaculaire trucs mee uit. Zo zie je maar hoe gauw toen een kinderhand was gevuld. Louis Malle draait “Lift naar het schavot”. Hij grijpt terug naar het beproefde recept van de hijgende suspens, dankzij trompettist Miles Davis die een doordringende sfeer schept.
 
Generiek

Voortaan is een autoverzekering verplicht voor alle Franse chauffeurs. Juan Manuel Fangio moet er in zijn vuistje om lachen. In 1958 bezit hij zelfs geen rijbewijs en toch is hij de grootste piloot aller tijden. De baan die hij volgt is zo puur en natuurlijk dat niemand het hem nadoet. Hij rijgt de bochten aaneen alsof hij één is met zijn voertuig. Hij geniet zo’n wereldfaam, dat de aanhangers van Castro beslissen hem enkele uren te ontvoeren tijdens de Grote Prijs van Havana. De rebellen durven hem niet te mishandelen. Ze zijn wat beduusd vanwege het mysterieuze aura rond de kampioen. Zijn flegma slaat hen uit hun lood.
 
Boris Pasternak heeft minder geluk. Hij krijgt de Nobelprijs literatuur voor “Dokter Zhivago”, maar wijst hem af onder druk van de Russische overheid. Autobouwer Volkswagen kampt met hetzelfde dilemma als de Russische dokter, verscheurd tussen een wettelijke echtgenote en een verleidelijke maîtresse. De Kever is toe aan een nieuw kleurtje en een elegantere outfit. En als een Italiaan daar nu eens voor zorgde? De alliantie tussen Duitse industriële know-how en elegantie van over de Alpen.

Uit dit verstandshuwelijk ontstaat de Karmann-Ghia: een coupé in 1955 en een cabrioletversie in 1958. De Amerikanen komen het eerst in verleiding. Zij kicken op ‘relaxed’ convertibles. De reclame uit die tijd prijst zijn verhoogd vermogen en zijn volledig gesynchroniseerde versnellingsbak. Deze Kever in een glimmerpak draagt in zich de belofte van een betere wereld.

begin van de pagina
______________________________________________________________

What’s new, Pussycat? (De DDB reclame uit 1966)

Het is wachten tot de jaren ’60 op de meest vindingrijke en vermakelijke advertenties over de VW Karmann Ghia. Daarvoor tekenden de reclamejongens Ned Doyle, Mac Dane en Bill Bernbach (stichters van het agentschap DDB uit Manhattan). Zij bedachten ook het “Think Small” concept voor de Kever, waarbij ze humor en dubbele bodems niet schuwden.  
  In 1965 had Woody Allen zijn filmdebuut gemaakt, met Peter Sellers, Peter O’Toole, Romy Schneider en Ursula Andress op de affiche. De titelsong van Tom Jones liet de naam Pussycat wereldwijd over de lippen gaan, iets waar Volkswagen in 1966 handig op inspeelde. Stop geen tijger meer in je tank: verkies Pussycat boven muscle cars, of David tegen Goliath. Een legende was geboren!

Rond het leidmotief Pussycat lanceerde Volkswagen of America (VoA) heel wat slogans in diverse magazines (Road & Track, Newsweek, Time…):

The Pussycat. King of the jungle. 
  The Pussycat. For people who are fed up with tigers. 
  The care and feeding of a Pussycat.  
The Pussycat. It won’t eat you out of house and home.
 
De Pussycat. Koning van de jungle.

Om hier te winnen is méér nodig dan brute kracht. Méér dan formaat. Je hebt een Pussycat nodig. Zie je, als het aankomt op een junglegevecht, dan biedt de Pussycat (onze Karmann Ghia) het beste van twee werelden. Hij werkt zich in en uit het verkeer als een sportwagen. En al de rest doet hij als een Volkswagen. Hij bespaart als een Volkswagen. (Gemiddeld 7 mijl per liter, bijvoorbeeld.) Hij parkeert als een Volkswagen. (Hij is maar 8 cm breder.) En hij wordt opgeknapt als een Volkswagen. (Snel, en aan VW tarief.) Vrijwel het enige wat hij niet doet als een VW is op een VW lijken. Niemand houdt van een onaantrekkelijke koning.  
  De Pussycat. Voor mensen die tijgers beu zijn.

Er rijden tegenwoordig een heleboel wilde wagens rond. Als hun namen je de adem niet benemen, kijk dan naar hun prijskaartje. De Volkswagen Karmann Ghia is een ander soort wagen. Het is een Pussycat. Een soort tijger die is getemd. Hij werd ontworpen door een Italiaans designer, bekend voor zijn klassieke stijl, maar is uitgerust met een Volkswagen motor, bekend voor zijn klassieke zuinigheid. Er zijn 185 arbeiders in een Europees carrosseriebedrijf voor nodig om het koetswerk met de hand te lassen en vorm te geven, maar één enkele Volkswagen mecanicien om het even waar in de VS kan het uiteenhalen en weer ineenzetten. Hij toert rond aan 80 mijl per uur en neemt de bochten als een raceauto (elk wiel heeft zijn eigen ophangingsysteem). Maar de luchtgekoelde motor, die achterin ligt, raakt niet oververhit, kan niet bevriezen, en haalt een gemiddelde van 7 mijl per liter. Dat is ons verhaal. Sommige auto’s zien er goed uit en andere zetten in op zuinigheid. En dan is er de Pussycat. De enige wagen die je kan kiezen zonder een keuze te moeten maken.
 
  Het verzorgen en voeden van een Pussycat.

De Volkswagen Karmann Ghia ziet er alleen uit als een auto van 5.000$, hij heeft er de nasmaak niet van.
Het is een Pussycat. Sportief van boven, zuinig onderin.
Je kan hem onderhouden voor dezelfde prijs waarmee je een VW Kever onderhoudt.
Onthoud gewoon deze eenvoudige tips.
Als je stopt voor benzine, hoeft dat niet aan een super pomp. (Een Pussycat loopt prima op normale benzine. Aan pakweg 10 cent per liter, kan je met 3$ ongeveer 300 mijl afleggen.)
En aan pakweg 50 cent per liter olie, kost het niet meer dan 1,50$ om die te verversen. (Er is maar 2½ liter nodig.)
Zet water uit je gedachten en vergeet voorgoed antivries bij te vullen. (De motor is luchtgekoeld, hij kan niet verhitten of bevriezen.)
Een Pussycat staat ook stevig op zijn banden. (Pas na 40.000 mijl moet je eraan beginnen denken ze te vernieuwen.)
En vooral, als er iets mis gaat, begeef je naar een Volkswagen dealer en bekom Volkswagen prijzen voor de herstelling. (Hij gebruikt dezelfde mechanische onderdelen als de Kever.)
Dat is onze Pussycat.
Hij kost minder dan 2.500$, maar zet het hele aankoopritueel van een nieuwe wagen op zijn kop.
De “goeie deal” komt achteraf.

   
 De Pussycat. Hij zal je have en goed niet verslinden.

Een Karmann Ghia is een Pussycat.
Half schoonheid, half Volkswagen.
Zijn sportief uitziend koetswerk is met de hand gevormd, maar zijn motor en chassis zijn dezelfde als die van onze goedkope Kever.
Zo haalt een Pussycat gemiddeld 7 mijl per liter, en heb je bij een olieverversing maar 2,5 liter nodig.
En zijn luchtgekoelde motor gebruikt nooit antivries.
En als de mechaniek het zou laten afweten, dan kost het je wat een VW zou kosten om dat te herstellen.
Daarenboven gaan de banden zowat 40.000 mijl mee, ook als je graag aan 80 mijl per uur rondtoert.
Natuurlijk weten wij dat er auto’s zijn met wilde namen die sneller gaan dan de onze, maar hoeveel kost het om ze te onderhouden na de aankoop?
Na de aankoop van een Pussycat gaan de kosten alleen omlaag.

En daar bleef het niet bij. Ook deze slogans zijn bekend:

The 1966 Pussycat. Only 14,927 in captivity. (De Pussycat 1966. Slechts 14.927 in gevangenschap.)
Pussycats go where tigers fear to tread. (Pussycats gaan waar tijgers niet durven komen.)
Maybe you don’t want to drive a wild horse, or a man-eating tiger, or a killer fish... maybe you want to drive a Pussycat.
(Misschien is een wild paard, of een bloeddorstige tijger, of een moordende vis niet wat je zoekt… misschien zoek je een Pussycat.)

 
En die zoetgevooisde bijnaam bleef in de mode tot modeljaar 1970:
The mighty new 53 h.p. Pussycat (g-r-r-r-r-r-r)

 
Na aanvankelijk het vakmanschap in de verf te hebben gezet, verlegt de klemtoon zich op het eind van de jaren ’60 naar de vergelijking met echte sportwagens.

begin van de pagina
___________________________________________________________________________


Waar was u in 1962?


Michel Barrette is een stand up comedian en verzamelaar uit Québec, met een zwak voor al wat rijdt en hem herinnert aan de goeie ouwe tijd. Hij vertelt op 06/03/2012 in “Autonet” (overgenomen met vriendelijke toestemming van Marc Bouchard, hoofdredacteur):


Als groot liefhebber van oude Volkswagens, en bovenal fier voormalig bezitter van een Kever uit 1966 waarvoor ik 100$ had betaald als eerste wagen, stelde ik natuurlijk al lang belang in de Karmann Ghia coupés. Als kersvers artiest heb ik me in 1985 een mooi oranje tweedehands exemplaar aangeschaft, wat in die jaren een vrij courante kleur was. Ik was zeer trots op deze auto, die men de “Volks Corvette” noemde, en die zich kloek voordeed met zijn veertig luttele pk’tjes waarmee de onthutsende snelheid van 75 mijl per uur kon worden gehaald, als je voldoende op zijn staart trapte. Ik houd er grootse herinneringen aan over.
 De meest onwaarschijnlijke belevenis aan het stuur van deze wagen overkwam me kort nadien. Op 24 juni van dat jaar reed ik na een show terug van Alma naar Montréal (Canada). Het was nacht en de weg lag er verlaten bij. Toen ik door het Parc des Laurentides (een wildreservaat) reed slaagde ik erin om, met de wind in de rug, de verbluffende snelheid van 90 mijl per uur te halen, wat me deed victorie kraaien alsof ik een record in Bonneville gebroken had! Toen ik mijn ogen weer oprichtte van de teller kruiste ik de blik van een eland, die midden op het wegdek stond. Op die plek loopt de weg aan de linkerkant langs een afgrond van tientallen meters diep. Vlak vóór me stormt een massa van 900 pond op mijn koplampen af, ik kon niets meer doen en heb het dier met volle kracht gegrepen. Zijn kop beukte door de voorruit, die ik over me kreeg. Gelukkig voor mij was het een wijfje, als het een mannetje was geweest met een groot gewei dan was ik doorspietst. Onder het gewicht van de eland was het dak van de auto vervormd en hij had zijn tocht beëindigd in de gracht, gelukkig aan de rechterkant van de weg, zodat ik een val in de diepte links kon vermijden. In tegenstelling tot het arme dier en mijn wagen ben ikzelf er wonderwel heelhuids uitgekomen. Ondanks dit droevig voorval heb ik altijd verlangd om te blijven rijden in een Karmann Ghia.
 Enkele jaren later bespeur ik op het internet een schitterend exemplaar in een Pacific blauwe uitvoering met zetels in wit leder van bouwjaar 1962. Zulk een kleurencombinatie was op zijn minst ongewoon en dus was mijn belangstelling snel gewekt. De auto stond te koop in Arizona en verkeerde in een uitzonderlijke staat. Na enkele weloverdachte verbeteringen waren de 45 veulens van weleer opgefokt tot 130 paarden, maar hij bewaarde zijn originele look, op de nieuwe velgen na (van goede smaak mag ik zeggen, om de puristen gerust te stellen) alsook enkele instrumenten die je op de hoogte houden van wat er zich achteraan afspeelt, onder de motorkap.

Nadat de auto was opgeleverd in Montréal heb ik hem de eerste weken verder gebruikt met zijn platen van Phoenix in Arizona. Op een dag rijd ik over de Champlain brug, als twee motoragenten me teken doen om te stoppen. Ze komen tot bij de wagen, kijken me aan en herkennen me. Ik draai het raampje omlaag en één van hen vraagt: “Woon je nu in Arizona?” Waarop ik antwoord: “Dat is zo, je wordt daar veel minder belast!” Ze konden ermee lachen en lieten me gaan. Die auto wekt spontaan sympathie op. Hij haalt zonder moeite 180 km per uur en het is grappig om vast te stellen dat de meeste mensen onderweg hem houden voor een oude Porsche! Het moet zijn dat het Duitse design toch wel iets aparts heeft…
Als ik erin zit moet ik er telkens aan denken dat de originele Blaupunkt autoradio destijds voor de eigenaar de laatste scoops afspeelde, zoals het overlijden van Marilyn Monroe bijvoorbeeld. Aan het stuur doet de magie van de nostalgie telkens zijn werk en als ik het portier dichtklap wanneer ik instap, ben ik weer vijf jaar en bevinden we ons in 1962. Dus stel ik nu mijn vraag opnieuw: “Waar was u in 1962?”

begin van de pagina
____________________________________________________________________
Interview Georges Van Linthout


De Karmann van  Georges Van Linthout, geestelijke vader van Lou Smog

We hebben stripauteur Georges Van Linthout (geboren in 1958) ontmoet op weg naar Spa-Francorchamps. Hij is een Franstalige Belg van verre Vlaamse afkomst en woont in de oude mijnstreek langs de Maas, niet ver van de Nederlandse grens. Zijn eerste stappen in het tekenvak gaan terug tot 1982. Zo de vader, zo de zoon en de dochter…
 

V1: Mijnheer Van Linthout, in 1985 heeft u een stripheld geschapen die zich in een Karmann Ghia verplaatst. Wat heeft u aangezet tot deze avonturen?
De Karmann-Ghia 1969 cabriolet van de auteur in 1982.
Let op de gelijkenis tussen de foto en de tekening !

A1: Ik heb altijd een zwak gehad voor detectives, komt daarbij een passie voor oldtimers en de jaren ’50. Uit die mengeling ontstond het personage Lou Smog. De Karmann die ik hem toedichtte was degene die ik van mijn eerste gage bij Dupuis had gekocht. Ik had die wagen in de gaten en had me voorgenomen hem op een dag te kopen. Het weinige geld dat ik had verdiend heb ik dus uitgegeven om mijn zin te krijgen. Bij gebrek aan middelen om hem te herstellen heb ik hem twee jaar later doorverkocht. Voor zover ik weet is hij in 1984 naar Antwerpen gegaan. Ik denk dat hij nu gerestaureerd moet zijn. Omdat ik hem niet kon behouden heb ik hem getekend… dat was alvast een pleister op de wonde!

V2: Er zijn acht albums uitgekomen, waarvan vijf in kleurendruk (van 1990 tot 1993) en daarna nog drie in zwart-wit (van 1998 tot 2001). Was dat een bewuste keuze of eerder ingegeven door de omstandigheden?

A2: Dat lag helemaal aan de omstandigheden. De 5 kleurenalbums zijn uitgekomen bij Lombard na voorpublicatie in het weekblad “Kuifje”. Later werd Lombard overgenomen door een financiële groep en Lou Smog heeft het niet lang uitgehouden. De mentaliteit was veranderd, de onmiddellijke opbrengst werd de norm. Ik ben dan maar iets anders gaan doen. Ik moet toegeven dat ik het niet echt heb opgenomen voor het personage Lou Smog, ik heb andere strips gemaakt. Maar vele lezers bleven verweesd achter. Nu nog, meer dan 20 jaar later, vragen ze mij ernaar. De zwart-wit albums zijn als ‘collector’ verschenen bij kleine uitgevers. Alle korte verhalen zijn in het Nederlands uitgebracht. Ik zou de reeks best wel ooit willen voortzetten, maar dan moet ik daarvoor een uitgever vinden die toehapt.

V3: De helft van de albums (delen 1, 2, 4 en 5) vertelt een volledig verhaal in 46 platen; de andere bundelen korte verhalen van 6 tot 16 platen. Hoe is deze indeling te verklaren?

A3: Ik ben begonnen met korte verhalen van Lou Smog in het weekblad Kuifje te publiceren, zo ging dat in die tijd. Kwestie van wat te oefenen. Je kan trouwens zien dat de tekening nogal “zweeft”, dat ik zoek naar een grafische oplossing. Toen het eerste album klaar was, wilde ik ook een selectie korte verhalen als album uitbrengen. Zo komt het dat het derde album een bundeling is van korte verhalen. Daarna heb ik ingestemd met de publicatie van die korte verhalen als zwart-wit albums bij  “Point Image”. Aan Vlaamse kant heeft Peter Bonte alle avonturen van Lou Smog in zwart-wit heruitgegeven. Hij is de enige voor wie ik bereid was om “K.O. op de dokken” weer uit te brengen, dat eerder was verschenen in een Super Sport nummer.

V4: Zijn al deze verhalen eerst in afleveringen verschenen in het weekblad “Kuifje, voor jongeren van 7 tot 77 jaar”?

A4: Ja, alles is volledig voorgepubliceerd en tevens herplaatst in Duitsland, Rusland, Joegoslavië… Ik heb trouwens nooit rechten ontvangen voor Joegoslavië. Dat was het voordeel va    n in een weekblad te verschijnen, er waren zowat overal herplaatsingen mogelijk.

V5: Naar wiens trekken is het hoofdpersonage afgebeeld? De binnenzijde van de kaft in delen 4 en 5 van de Franse versie bevat immers zwart-wit clichés...

A5: Aanvankelijk heb ik me op niemand geïnspireerd toen ik het personage Lou Smog uitvond. Later, toen ik de schutbladen aanpaste, wilde ik Lou Smog een stukje authenticiteit geven, hem een echt leven laten leiden… een beetje zoals met Blueberry (met de trekken van de acteur Jean-Paul Belmondo, nvdr). Dus heeft mijn broer Vincent geposeerd voor de foto’s. Lou en Lefty als kind, dat zijn twee neven van mijn moeder. Degene die Lefty uitbeeldt is pastoor geworden! Het politiekantoor is het oude commissariaat van Verviers, met de juiste looks van een achtergelegen buurt.

V6:
De donkere knapperd Lou Smog is “een smeris van de hardnekkige soort” die zich niet al te serieus neemt en een duo vormt met de rosharige Ier Lefty O’Farell. Welk “recept” ligt aan de basis van hun karakters?

A6:
Eigenlijk zijn dat oertypes van het beeldverhaal. Je kan er een gelijkenis in zien met Bob Morane en Bill  Ballantine (de verstripte geesteskinderen van Henri Vernes, nvdr), ook al was dat eerst niet bewust. Ze vormen het klassieke paar van de held en zijn rechterhand. De sidekick brengt er wat pit en fantasie in. Lefty is uit het grove hout gesneden. De held is meer uit één stuk. Hoewel het Lou Smog ook niet aan verbeelding ontbreekt, maar hij is de meest ernstige van de twee.

V7:
Sommige personages zijn stereotypes: de opvliegende baas (captain Cramer), de onbekwame sheriffs (Billings, Grüber), de vamps (miss Arenas, Sam Tidball) …

A7:
Ik gebruik graag clichés. Ik zet ze naar m’n hand en voeg er een persoonlijke noot aan toe. Mijn sheriffs zijn inderdaad vaak onbekwaam en zelfs corrupt. Een bevriend psycholoog heeft er me op gewezen dat mijn politiemannen vaak tot het kamp van de “slechteriken” behoren. De vrouwen zijn dikwijls schone schijn… de held moet toch enkele zwakke plekken vertonen! Nochtans laten ook Mandy en de journaliste Tania Lockwood Lou Smog niet onverschillig.

V8: De dialogen zitten vol van « practical jokes ». Wanneer Lefty niest in de wagen maant Lou hem aan de voorruit te sparen, omdat hij geen ruitenwissers aan de binnenkant heeft. Of er is de scène waarin hij aan de bevallige journaliste Tania Lockwood voorstelt om doktertje te spelen. “Elementair, mijn beste Watson”?

Lou Smog maakt de journaliste Tania het hof.

A8: Ik kan me geen verhaal zonder humor voorstellen. Ik leef me graag uit in de dialogen. Ik hou van gewaagde vergelijkingen zoals: “Hij heeft evenveel cholesterol als een lapje spek”. “Gesproken” dialogen vinden, dat was mijn manier om originaliteit in de reeks te brengen. In feite praat ik ook zo.

V9:
De uitweidingen waarin Lou Smog terugdenkt aan zijn raadselachtige oom Ernie lopen als een rode draad door de albums. Wat is de functie van deze interne monoloog?

A9:
Het is een manier om de eigenlijke dialoog te onderbreken en het vlakke verhaalpatroon te overstijgen. Ik heb oom Ernie bedacht om in het hoofd van Lou Smog te kunnen kijken. Literair gezien laat dat me toe om gevoelens anders te vertolken dan via een tekening, maar altijd met een kwinkslag. Het is ook nogal typisch voor een detective. En voor mij is dat fun, dat is de voornaamste reden!

V10:
De verhalen spelen zich af in de VS van de jaren ’50. Wat is het aandeel van de werkelijkheid en van de verbeelding in de decors van de albums?

A10:
Ik heb altijd veel documentatie gebruikt. Ik heb meer bepaald fotoalbums van een tante van mijn vrouw die gehuwd was met een G.I. luitenant. En die gedurende 30 jaar in de VS heeft geleefd. Heel waardevol, want dat zijn persoonlijke foto’s. Vele komen uit de jaren ’50, begin jaren ’60. De interieurs, de auto’s, de pick-ups die ze voor hun stiel gebruikten: dit is uit het leven gegrepen. Maar soms neem ik een loopje met de werkelijkheid, in de strip mag je wel eens uit de pas lopen! Al moet ik toegeven dat dit zelden gebeurt, ik hou te veel van de jaren ’50 om over de haag te gluren. De Karmann die me inspireerde dateert van 1969, dat is dus eigenlijk een anachronisme in het verhaal, maar goed… dit is fictie!

V11:
De hutjes met visnetten aan de haven, de lichtbundels op de weg ’s nachts, enz. scheppen meteen een sfeer. Welk soort wereld wil u oproepen?

A11:
We zitten pal in het politiegenre, ook al is het een strip voor een breed publiek. In al wat ik teken of schrijf primeert steeds de sfeer. De nacht is geschikt om een sfeer op te roepen, ze laat toe om niet alles te tonen maar de dreiging, het mysterie te laten aanvoelen… De decors plaatsen de actie meteen in een kader. Heel het verhaal zit al in de eerste beelden, alles ligt van meet af vast. Er zijn dingen die we allemaal eender inschatten, dat heet de collectieve verbeelding. Daarop speel ik in.

V12:
En daar duikt de held op in zijn Karmann Ghia, meteen onderaan het tweede plaatje! Is het echt een “oudewijvenwagen”? Het weer en het terrein stellen hem anders flink op de proef…

A12: Het was eerder een kleine vrouwenwagen. Dat zei men toch. Ik heb die term gebruikt omdat twee Amerikaanse flikken in zo’n klein bakje flink afsteken tegen de reuzensleeën uit die tijd. Ik denk dat ik me in één van de korte verhalen heb laten ontvallen dat de Karmann wat “gepimpt” was door een vriend. De auto moest zich toch kunnen meten met grote wagens, een achtervolging aan kunnen en onherbergzaam terrein trotseren. Maar dat is ook weer eigen aan de strip.

V13: De wagen wordt meermaals bestempeld als “een badkuip voor ondervoede dwergen”, “een zetpil met open dak” of nog “een spiegelei”. Waaraan heeft hij deze oneerbiedwaardige vergelijkingen te danken?


A13: Dat is het gezichtspunt van Lefty! Hij voelt zich daar krap in en niet bepaald comfortabel. We zien hem eerder aan het stuur zitten van een Buick Roadmaster of een Oldsmobile, kortom typisch Amerikaanse wagens. Hij pruttelt tegen en speelt zijn rol, dat levert dialogen op zoals ik ze graag heb. Wat het spiegelei betreft, dat komt voort uit een bespiegeling toen ik vóór mijn Karmann stond. Was het een coupé geweest, dan had ik het dak geel gespoten en de body wit… net zoals een spiegelei.

V14: Als u zelf een Karmann heeft gehad, hoe en wanneer heeft u die op de kop getikt?

A14: Ja, ik had er één. Kort na mijn huwelijk had ik die gespot in Verviers. Ik was blut, maar nam me voor hem in de gaten te houden en aan te schaffen, als hij ooit te koop kwam. Toen ik mijn eerste plaatjes bij Robbedoes had gesleten deed die kans zich voor… Met het geld van mijn eerste gage heb ik me dat veroor-loofd. Het getuigde van een grote rijpheid: ik had een baby en we hadden geen rooie duit… Maar goed, het was een Karmann en mijn vrouw is heel begripvol!

V15: Van welk bouwjaar en met welke specificaties?

A15: Het was een cabriolet van 1969, in Amerikaanse uitvoering: dat zie je aan de bumpers en de achterlichten. Ik ken zijn geschiedenis niet. Toen ik hem kocht was het nog geen oldtimer, ondanks zijn look. Hij was “slechts” 13 jaar oud, maar het was een beauty.

V16: Heeft hij u trouwe dienst bewezen en plezierige momenten verschaft?

Tijdens een evenement van de Karmann club of Belgium in 1992.

A16: Ik heb daar echt héél weinig mee gereden. Ik had hem gekocht om op te lappen. Maar, zoals ik al zei: ik was platzak en de herstelling vergde een investering die ik niet aankon. Toch kon mijn geluk niet op toen ik erin stapte om hem uit de garage te rijden, te demonteren, aan mijn zoontje te tonen, en er zelfs wat mee rond te toeren… zonder kenteken. Omdat ik mijn droom niet kon waarmaken ben ik hem gaan tekenen en heb daar veel plezier aan beleefd.

V17: Wat is ervan terechtgekomen?

A17: In 1984 is hij overgenomen door een verzamelaar uit Antwerpen. Hij stond in de garage bij een bevriend carrossier-monteur te Aubel. Ik moest hem achterlaten. In plaats van de poen te incasseren ben ik buiten gekomen met een Renault 4 CV uit 1953.

V18: Op de rug van de kaft poseert u vóór een Studebaker Champion en in “Carrera Panamericana” bestuurt Lou Smog een Chevrolet. Bent u een liefhebber van oldtimers?

De hangar op de achterzijde van de Lou Smog albums.

A18: Die foto werd genomen in enorme hangars nabij Waver, waar een verzamelaar tientallen wagens had weggezet. Hij had ook uitgeruste boxen ingericht om ze te restaureren. “Carrera” is het enige album waarin geen Karmann voorkomt. Ik heb de Chevrolet getekend om Lou Smog aan de race te laten deelnemen. Ik ben altijd een oldtimerfan geweest. Een oom van me bezit onder meer twee DB Panhard HBR5 (coach Deutsch-Bonnet 1954-1959, nvdr), waaronder een haast volledig gerestaureerde super rally.  Het is een lust om die te zien rijden. Ik heb het altijd spijtig gevonden dat ik geen mechanica heb gevolgd.

V19: Het vliegwezen schijnt ook een dierbaar thema te zijn. De delen 2 en 3 openen met het plaatje van een Dakota. In deel 5 komen jachtvliegtuigen in actie. Misschien een knipoogje naar Buck Danny?

A19: Ja, net zoals voor oude auto’s heb ik een zwak voor oude vliegtuigen. Een knipoog naar Buck Danny, zeker en vast. Ik wou een ontmoeting regelen tussen Buck Danny en Lou Smog, maar de uitgever zag dat niet zitten, dat zou zogezegd afbreuk doen aan het personage, hij zou daar minder echt uitkomen!!! Een gemiste afspraak dus!

V20: Een volledig plaatje werd opgedragen aan Milton Caniff, meester van de zwart-wit comics, bedenker van Steve Canyon en talrijke pin-ups. Wat heeft u met hem gemeen?

Eerbetoon aan Milton Caniff (1907-1988).
Het eerste plaatje van “Carrera Panamericana”.

A20: Milton Caniff is één van mijn leermeesters. Ik heb zijn zwart-wit oeuvre bekeken, bestudeerd, gelezen en uitgevlooid. Hubinon (auteur van Buck Danny) en Pratt (Corto Maltese) vloeien daaruit rechtstreeks voort. Hij heeft hele procédés bedacht. Als je de korte verhalen van Lou Smog leest zie je wanneer ik me door de strips van Milton Caniff laat leiden. Meer bepaald in “De postbode van gene zijde”. Het plaatje ter ere van Milton Caniff geeft de Dakota weer, een vliegtuig dat hij tekende en waar ik dol op ben.

V21: Na 30 jaar is de belangstelling voor de stripreeks “Lou Smog” nog springlevend en in 2010 werden de albums met een nieuwe cover heruitgegeven in Vlaanderen. Waarom werd de reeks stopgezet?

A21: Je mag zeggen dat de reeks een plaatsje in het hart van heel wat lezers heeft veroverd… dat van mij incluis. Velen vereenzelvigen mij daar nog steeds mee, ook al heb ik meer dan 35 andere albums getekend. Destijds werd de reeks om vele redenen stopgezet, onder meer omdat de uitgeverij was overgegaan in de handen van een financiële groep en de nieuwkomers een ander beleid wilden voeren. Was Lou Smog verkocht in 200.000 exemplaren, dan zou de reeks zijn voortgezet, maar daar zaten we ver van af, ook al kan je nu alleen maar dromen van zulke cijfers. Ik heb me niet aan de reeks vastgeklampt omdat er zich snel iets anders aandiende, maar Lou Smog blijft toch MIJN reeks. Ik deed dat graag en helemaal alleen. In Vlaanderen werd de reeks heruitgebracht bij Bonte. Het was leuk om nieuwe kaften te ontwerpen. De reeks had wel kunnen doorlopen, maar dan zou ik daarna al die andere dingen niet hebben gedaan.

V22: Blijven er geen onuitgegeven plaatjes over? Of overweegt u geen doorstart van de serie?

A22: In het Nederlands is alles verschenen. In het Frans is het kortverhaal “K.O. sur les docks” niet in album uitgekomen. Ik wou dat niet; ik vond dat onverdiend voor een verhaal dat zo snel was tot stand gekomen. De Vlamingen hebben me weten te overhalen!

V23: De plaatjes van “Lou Smog” werden doorverkocht in Duitsland. In hoeveel talen werden ze uitgegeven? Dreigen sommige nuances niet verloren te gaan met de vertaling?

A23:
Ja, in het Duits, het Joegoslaafs, sommige in het Spaans denk ik, ik ben niet zeker. Eigenlijk weet ik niet in hoeveel landen de reeks werd herplaatst, we waren daar niet altijd van op de hoogte. Ook Arabische emiraten, allerlei landen waar dat moeilijk viel te controleren. In Rusland werd het eerste album in het Frans verkocht. Al wat in het weekblad uitkwam werd dikwijls herplaatst. In albumvorm was dat lastiger. Over de vertaling kan ik moeilijk oordelen, daarvoor praat ik onvoldoende Nederlands of andere talen. Ik vermoed dat er een paar foutjes waren, maar als het de lezers beviel zal de geest wel behouden zijn… dat denk ik toch.

V24: Er volgden enkele andere reeksen: “Falkenberg”, “Onderzoek van Scapola” en “Twins”, die allemaal voortgaan op de lijn van de suspens. Is dat uw “handelsmerk”, het genre waarin u zich het best thuis voelt?

A24: Absoluut. Ik schrijf ontzettend graag spannende verhalen zoals “Scapola”. Het is een techniek die je moet beheersen. De minste fout helpt het verhaal om zeep. Ik ben dol op een plot met meerdere raadsels. Het onderzoek gevoerd in “Scapola” zou zonder probleem overeind blijven in een realistische strip. De religieuze context beviel me. Dat heeft veel navolging gekend.

V25: Het jaar 2001 lijkt een keerpunt: u bent toen overgestapt naar de graphic novel in zwart-wit. Wat trekt u aan tot deze meer complexe expressievorm? En hoe wordt dit ontvangen bij het publiek?

A25: De aantrekking door zwart-wit is er altijd geweest. Daarbij is de “one-shot” de gebruikelijke format. Die ligt me zeer goed. Voor wie, zoals ik, graag met sfeer werkt is de “lavis” techniek (gewassen tekening) ideaal. Ook het groot aantal pagina’s valt mee: je hebt tijd om personages uit te werken. Een op zich staand album laat toe om de psychologie van de personages te doorgronden. Commercieel ligt het wat moeilijker. Er is geen tweede of derde album dat de rest aanzwengelt. De oplage en de verkoopcijfers liggen lager en het wordt lastiger om er iets door te drukken… dat is de wet van het getal.

V26: Uw recente productie is minder bekend in het Nederlands taalgebied. Toch werd de beeldroman “Aan de waterkant”, een bewerking uit 2008 van Budd Schulbergs roman “On the Waterfront” (ook verfilmd met Marlon Brando), vertaald en  goed onthaald in de pers. Waarover gaat dit sociale drama?


A26: Jammer genoeg worden albums sinds enkele jaren niet meer systematisch in het Nederlands vertaald. Dat beleid is er gekomen met de overname van Belgische uitgeverijen door Franse groepen. Ik vind dat spijtig. “Aan de waterkant” deed het goed in Vlaanderen. Dat ging over de dockers syndicaten aan de kaaien in Hoboken, New-Jersey. Een docker geeft de maffiapraktijken van de vakbond aan, en gaat dat duur bekopen. Toen Elia Kazan de film uitbracht (die wat verschilt van het boek), verantwoordde hij daarmee waarom hijzelf mensen had aangegeven tijdens de McCarthy-processen. Toen mij werd voorgesteld om een roman te bewerken had ik die meteen voor ogen. Hij matchte volledig met wat mij begeestert. Er is een sociaal luik, suspens, een donkere kant: in die wereld voel ik me thuis.

V27: Ook uw belangstelling voor de blues en rock muziek is een constante, zoals blijkt uit: « Conquistador » (over het leven van gitarist Bud Leroy), « Gene Vincent » (Be-Bop-A-Lula), « T-Bone Walker » (Stormy Monday) en « Mojo » (over gitarist Slim Whitemoon). Een gemiste roeping?

A27: Geen gemiste roeping, wel een grote liefde voor muziek. Ik heb in een band gespeeld en een podium betreden blijft iets aparts en niet te evenaren… vooral om na het concert de versiertoer op te gaan! Ik hou van blues en rock’n’roll. Als ik een goede muzikant was zou ik geen strips maken. Maar die strips maken veel goed en zo blijf ik toch een beetje met muziek bezig!

V28: Welke “one-shots” die u heeft gerealiseerd - meestal in samenwerking met de tekstschrijvers Yves Leclercq of Rodolphe - bestaan in het Nederlands?

A28:
Ik denk dat enkel “Aan de waterkant” in het Nederlands is uitgegeven. Voor de andere albums moet nog de toestemming worden gevraagd. De uitgeverij doet dat niet zelf, zij staat de rechten af.

V29: Vaak wordt de “Kuifje school” (de klare lijn van Hergé) tegenover de “Robbedoes school” (de donkere lijn van Franquin) geplaatst. Tot welke strekking rekent u zich?

The Spirit, door Will Eisner (1917-2005).

A29: Daar tussenin. Ik heb voor het weekblad Kuifje gewerkt en leun met het “klassieke” tekenwerk zeker dichter bij de lijn van Hergé aan. Als ik overga naar humor of een semi-realistische tekening bevind ik me meer in de buurt van een bescheiden Tillieux (schepper van Guus Slim). Dat zal te zien zijn in een reeks die ik start bij Paquet in de collectie “Calandre”. Voor de one-shots is het moeilijk te zeggen. Maar mijn absolute referentie is Will Eisner (die van 1940 tot 1952 The Spirit lanceerde, nvdr). In de one-shots vind ik mijn tekenwerk het meest persoonlijk.

V30: U maakt niet alleen stripverhalen, maar ook illustraties voor automerken, in Engelse tijdschriften en gags voor het blad van Touring-Wegenhulp, onder de schuilnaam “geo”. Heeft de strip potentieel als communicatiemiddel?

A30: Zeer zeker. Ik heb jarenlang met Didgé samengewerkt voor het blad van Touring. Wij hadden dat zelf voorgesteld. Het blad had een zeer grote oplage, dat had ons daartoe aangezet. Met Mercedes liep het omgekeerd: zij contacteerden mij onverwachts. Eén van de verantwoordelijken was een naamgenoot, zo is het project ontstaan, een toevallige ontmoeting waaraan ik héél goede herinneringen heb overgehouden. Ik heb er samen gezeten met mensen die veel respect toonden voor mijn werk en iets leuks wilden tot stand brengen, dat was echt een brok energie. De samenwerking heeft twee jaar geduurd en verliep heel prettig. Mijn dochter (Alice) deed toen de inkleuring. Nu brengt ze haar eerste album uit.

V31: Wat wil u hieraan nog graag toevoegen?

A31: Ik ben al erg uitvoerig geweest. Misschien nog een leestip over dit album: “Braquages et bras cassés” (vertaald: Hold-ups en nozems), dat ik maakte met mijn zoon (pseudo "Benjamin Fischer") als tekstschrijver. Een mooie ervaring, die werd overgedaan met een album dat in september uitkomt voor Amnesty International. En ten slotte een knipoog van Lou Smog, die we op een dag misschien weerzien… Wie weet?

Mijnheer Van Linthout, van harte dank voor dit gesprek!

(Opgetekend door Wilfried, 28 juni 2015.)


Blog Georges Van Linthout.

begin van de pagina

Geen opmerkingen: